De inhoud van deze pagina:
- Inleiding
- Waar gaat het mis?
- Het lokale bedrijfsleven
- Cultuuromslag in het denken
- Steekhoudende argumenten
1. INLEIDING
Een van onze actieve leden, woonde 17 jaar in Molenhoek, verhuisde naar het buitenland en keerde na vijf jaar weer terug naar deze contreien. Hij kon zijn ogen niet geloven: in die korte periode van afwezigheid was zowel in Mook als in Malden massaal gebouwd; huizen en bedrijfsgebouwen waar je maar keek. Het karakter van wonen in een landelijke omgeving was in beide dorpen grotendeels verloren gegaan. De twee dorpen met hun meer dan dorpse industrieterreinen hadden een stedelijk karakter gekregen en waren bezig aaneen te groeien.
Je moet een tijdlang elders vertoeven om die verschuiving duidelijk te zien; van landelijk dorpskarakter, waar we juist voor kozen toen we hier kwamen wonen, naar stedelijk leefgebied dat we wilden ontvluchten. Mensen kiezen hun eigen woonomgeving: de stad of het platteland. Als je kiest voor buiten wonen wil je niet dat buiten verandert in een stedelijke omgeving. Als je kiest voor een stedelijke omgeving stel je prijs op de voordelen die het wonen in de stad met zich meebrengt en die je op het platteland – “buiten” – niet of nauwelijks vindt. De meeste mensen die in de gemeente Mook-Middelaar en Heumen wonen willen die landelijke omgeving behouden. Dat blijkt alleen al uit de protesten die losbarsten als er over “bebouwing ten noorden van de Ringbaan” wordt gesproken.
Het gaat erom dat voor die mensen het wonen in een dorp een kwaliteit betekent die behouden moet blijven. Kwaliteit is een begrip waaraan we in onze tijd veel aandacht en zorg besteden; óók wat betreft leven en wonen in een aantrekkelijke omgeving.
De landelijke overheid voert een duidelijk beleid ten aanzien van de schaars geworden ruimte in Nederland. Er zijn in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening gebieden aangewezen waar toekomstige woningbouw zich vooral dient te ontwikkelen; de zogenaamde VINEX-locaties. We hebben geluk dat een van die VINEX-locaties het gebied tussen Nijmegen en Arnhem (het KAN, Waalsprong) is. Daar dient de behoefte aan woningbouw in deze regio voornamelijk gerealiseerd te worden. De kleinere gemeenten daaromheen mogen zoals dat heet “voor eigen behoefte” nog een beperkt aantal huizen bouwen. Gezond en algemeen aanvaard landelijk beleid dat door de provinciebesturen moet worden gereguleerd en gecontroleerd. De gemeentebesturen tenslotte leggen de uitvoering van dat beleid in bestemmingsplannen vast.
2. WAAR GAAT HET MIS?
Bij het mensenwerk zou je kunnen zeggen. Want gemeentebesturen in heel Nederland (en ver daarbuiten) willen graag bouwen; is het niet mooi om als wethouder te kunnen zeggen dat die wijk en dat industrieterrein er dank zij jouw inspanningen is gekomen? Bovendien is je salaris als gemeenteambtenaar in een grotere gemeente een stuk hoger en dat is fijn meegenomen. Soms zijn er nog de verlokkingen van een gesprek met een projectontwikkelaar die een mooi plannetje heeft voor een kantoorkolos op een door hem aangekocht landbouwperceel. Met een artikel 19 procedure is dat snel even geregeld.
De provincie heeft ook zo zijn problemen, want behalve het ontwikkelen van regelgeving moet er ook nog gecontroleerd worden op de uitvoering en dat valt vaak niet mee met die handige gemeentebesturen.
Het (landelijke) resultaat is dat er veel meer woningen en bedrijven in kleine gemeenten worden gebouwd dan er behoefte is bij de plaatselijke bevolking.
Zo wonen er in de 38 nieuwe woningen in het wijkje achter Restaurant De Molenhoek aan de Rijksweg slechts 7 mensen afkomstig uit de gemeente Mook-Middelaar; de andere 31 bewoners komen van elders.
Het industrieterrein aan de Sluisweg in Heumen is oorspronkelijk bestemd en ontwikkeld voor milieuvriendelijke bedrijfjes voor lokale Heumense ondernemers. Uit een onderzoek van Bos en Kuil in 2002 blijkt dat maar liefst 25% van de bedrijven van buiten de gemeente afkomstig is. Het industrieterrein zou voldoende groot zijn om de komende tien jaar aan de lokale behoefte van Heumense ondernemers te voldoen. Nu in 2002 is het industrieterrein aan de Sluisweg praktisch volgebouwd en is de gemeente driftig op zoek naar nieuwe potentiële bedrijfslocaties.
3. HET LOKALE BEDRIJFSLEVEN
Met bovenstaand betoog willen wij uitdrukkelijk niet de Heumense en Mookse ondernemers in hun gezonde bedrijfsvoering voor de voeten lopen. Integendeel, wij vinden dat de beide gemeentebesturen de voor lokale ondernemers bestemde bedrijfsterreinen niet in ijltempo aan ondernemers van elders moeten verkwanselen. Door dat wanbeleid is er in de naaste en verre toekomst geen plaats meer voor vestigingen of uitbreidingen van onze eigen lokale ondernemingen.
Volgens de provinciebesturen van Limburg respectievelijk Gelderland zullen toekomstige industrievestingen moeten plaatsvinden in Gennep (bestuur Limburg) en Bijsterveld (bestuur Gelderland).
Om die reden zal Bos en Kuil zich heftig verzetten als beide gemeentebesturen toch weer proberen om in het tussengebied bedrijfsterreinen te ontwikkelen; Heumen door uitbreiding van het bedrijfsterrein Sluisweg, Mook door uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein in het driehoekje bij het spoorwegviaduct langs de Maas.
Bovendien vinden wij dat de locatie bij het viaduct bestemd moet blijven voor volkstuinen of andere milieuvriendelijke natuuractiviteiten die in een Ecologische Verbindingszone thuishoren.
4. CULTUUROMSLAG IN HET DENKEN
Naar de mening van Bos en Kuil moet er in Malden en Mook een einde komen aan de ongeremde uitbreiding van woning- en bedrijfsbouw; in vijftien jaar is er in beide gemeenten meer gebouwd dan in de voorafgaande twee eeuwen!
De stedenbouwkundige, ecologische en landschappelijke kwaliteiten van het gebied tussen Nijmegen en de zuidkant van Mook wordt uitgehold. De kwaliteit van het woon- en leefklimaat in dit gebied voldoet niet meer aan de eisen die gesteld moeten worden aan wonen en leven in landelijk gebied.
Er moet een omslag komen in het denken en handelen van gemeentebesturen. Aan bouwen en ongeremd uitbreiden moet een einde komen voor we hier een satellietstad van Nijmegen zijn geworden. Gemeenteambtenaren die nu nog belast zijn met de ontwikkeling van nieuwbouwplannen zouden moeten worden omgeschoold tot subsidie-experts die in Brussel de weg weten naar rijkelijk aanwezige subsidies voor natuur- en landschapsontwikkeling. Voor de toekomst en de kwaliteit van ons woon- en leefklimaat. Daar zullen toekomstige generaties ons op afrekenen.
5. STEEKHOUDENDE ARGUMENTEN
De Vereniging Bos en Kuil verzet zich fel tegen verdere bebouwing van het open gebied tussen Molenhoek en Malden en heeft daarvoor de volgende 17 argumenten:
- De geologische en geomorfologische waarden van het gebied. Het gebied tussen Malden en Molenhoek heeft hoge landschappelijke waarden omdat het een spoelzandvlakte uit de voorlaatste ijstijd is die in zijn geheel de fraaie overgang laat zien van de diep gelegen Maasuiterwaarden naar de stuwwal in het oosten en alleen al daarom niet verloren mag gaan.
- De ecologisch-floristische waarde van het gebied. Verschillende – nog lopende – inventarisaties tonen de hoge waarde aan van de aanwezige vegetatie ter plaatse: in korte tijd werden al 278 soorten planten en 75 soorten paddestoelen geïnventariseerd waaronder bedreigde soorten. De inventarisaties die worden voortgezet zullen deze waarden ongetwijfeld verder versterken.
- In het gebied komt de das voor. Uit onderzoek is gebleken dat de das steeds oostelijk van de Rijksweg verblijft en daar zijn foerageergebied vindt in de weilanden en akkers en andere plekken rijk aan regenwormen. De weilanden aan de Ringbaan behoren uitdrukkelijk tot zijn foerageergebied
- De rijkdom aan overige fauna. In het gebied komen vele vogelsoorten voor zoals struweelvogels (patrijs, geelgors, roodborsttapuit, grasmus), weidevogels (torenvalk, sperwer, steenuil, kievit, veldleeuwerik) en bosvogels (buizerd, grote bonte specht, groene specht, tortelduif, holenduif, grote lijster, boomklever, boomkruiper). Er zijn alleen al 60 soorten zweefvliegen in het gebied waargenomen.
- De landschappelijke waarde van het gebied. Het tamelijk open karakter van het tussengebied is van grote betekenis als afwisseling in de sterk verstedelijkte zone aan de oostzijde van de rijksweg Nijmegen-Mook. Het gebied geeft een visuele verademing tussen de aaneengesloten, dichte bebouwing binnen de twee gemeenten
- De cultuurhistorische waarde van het gebied. Het gebied behoort tot een oorspronkelijk heidelandschap met restanten van oude schaapsstallen. Het gebied is archeologisch van betekenis omdat het tracé van de belangrijke Romeinse weg van Nijmegen via de wachtpost in Heumensoord naar Cuyk langs de oostzijde van dit corridorgebied (Bosweg/Kuilseweg) heeft gelopen. Er is in het tussengebied nog geen archeologisch-cultuurhistorische inventarisatie verricht, maar wel wordt verwacht dat die waardevolle archeologische informatie zal opleveren. Langs de Kuilseweg liggen bovendien restanten van een oude potstal.
- Het gebied is een open zone tussen twee oorspronkelijk kleine dorpen waaromheen in een periode van enkele decennia in schillen huizen zijn gebouwd. Het ruimtebeleid van de rijksoverheid bepleit en legt in regelgeving vast dat er tussen dorpen open ruimten moeten blijven bestaan. In dat kader zal nooit worden toegestaan dat Malden en Molenhoek aan elkaar vastgroeien.
- Het gebied is landelijk uitloopgebied voor de bewoners van Maldensveld, Molenhoek en Hoogenhof. Die functie mag niet verloren gaan.
- Op grond van bovengenoemde ecologische waarden dient het gebied als natuurterrein behouden en verder ontwikkeld te worden.
- Op grond van de cultuurhistorische waarden moet het gebied in de huidige situatie blijven bestaan en voor onze nageslachten behouden blijven.
- Door verdere bebouwing van het gebied wordt het landelijke karakter van de beide gemeenten geweld aangedaan; mensen zijn hier komen wonen omdat zij in een landelijke omgeving wilden wonen.
- De beide gemeentebesturen dienen zich te conformeren aan het ruimtebeleid van de rijksoverheid (bouwen in VINEX-lokaties) en slechts nog in zeer beperkte mate bouwen voor eigen bewoners, waarbij inbreiding en revitalisatie van bestaande bebouwing richtinggevend dient te zijn.
- Uit onderzoek van Bos en Kuil is gebleken dat in het ruim anderhalf jaar geleden gereedgekomen nieuwbouwwijkje achter restaurant de Molenhoek aan de Rijksweg slechts 7 van de in totaal 38 nieuwe woningen bewoond worden door inwoners afkomstig uit de gemeente Mook en Middelaar. Er is dus binnen de gemeente nauwelijks of geen behoefte aan dure nieuwbouwwoningen voor de eigen bewoners.
- De Rijksweg tussen Mook en Nijmegen heeft zijn maximale verkeerscapaciteit al bijna bereikt; in de spits staat er dagelijks langs het hele traject Mook – Nijmegen een aaneengesloten file. Verbreding van deze ontsluitingsweg behoort tot de onmogelijkheden. Elke nieuwe woning in het gebied zal de dagelijkse file langer maken.
- Bebouwing van het tussengebied heeft tot gevolg dat er een lange aaneengesloten lintbebouwing van Mook tot Nijmegen ontstaat; Malden en Mook worden dan een satellietstad van Nijmegen.
- Bos en Kuil ziet niets in een compromis want elke verdere aantasting van het gebied door welke woning- of bedrijfsbouw ook zal zonder twijfel het begin zijn van een voortschrijdende volledige teloorgang van het open gebied.
- Dit argument zal voor het Limburgse deel van het gebied hoogstwaarschijnlijk van doorslaggevende waarde zijn.
In het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL), dat op 29 juni 2001 door Provinciale Staten is vastgesteld, heeft het hele Limburgse deel van het gebied noordelijk van Molenhoek (het gebied dat Bos en Kuil wil behouden voor agrarische en natuurbeschermings-activiteiten) de status van “Gebied voor Veerkrachtige Watersystemen” gekregen. De uitleg van deze status is complex en misschien heeft het Mookse gemeentebestuur de consequenties nog niet helemaal overzien. Bos en Kuil heeft de stukken erop nageslagen en navraag gedaan op het gouvernement/provinciehuis in Maastricht. In het kort komt de uitleg op het volgende neer: Door grootschalige herinrichting van het landelijke gebied, door aanleg en uitbreiding van woonwijken, door de bouw van wegen en industrieterreinen stroomt het water in versneld tempo naar de Maas. Mede daardoor hebben we meer last van overstromingen en daar wil het POL verandering in brengen door meer gebieden aan te wijzen die als een soort spons fungeren: het regenwater wordt in de grond opgenomen en komt via het grondwater vertraagd in de Maas terecht. Het gebied in het uiterst noordelijke puntje van Noord-Limburg (waar het gemeentebestuur graag wil bouwen) heeft die status verkregen. En daarmee is het praktisch uitgesloten dat er een nieuwe woonwijk in het (Limburgse deel van het) gebied gaat verrijzen.