- Landschapskenmerken
- Inventarisaties
- Rode lijst soorten
- Bedreiging
- Planten tussengebied
- Paddestoelen tussengebied
- Vogels tussengebied
- Zoogdieren tussengebied
- Reptielen en amfibieën tussengebied
- Dagvlinders tussengebied
- Zweefvliegen tussengebied
- Libellen tussengebied
- Vogel-inventarisatie tussengebied 2008
1. Landschapskenmerken
Zoals eerder vermeld, vormt het tussengebied Molenhoek – Malden een overgangsgebied van de hogere zandgronden naar de lager gelegen Maasvallei. Kenmerkend voor hogere zandgronden zijn bossen, houtwallen, heideterreinen en op de grens met dorpen ook akkers. Kenmerkend voor het rivierenlandschap zijn uiterwaarden, hagen, dijken en verspreid liggende bosjes. In het tussengebied Molenhoek – Malden zijn al deze landschapselementen herkenbaar zij het dat lokaal bebouwing en industrie de landschapspatronen doorbreken. De hoger gelegen zandgronden, de Maasuiterwaarden en het tussenliggende gebied herbergen ieder kenmerkende dier- en plantsoorten. Om een beter beeld van deze natuurwaarden te krijgen zijn in het tussengebied inventarisaties uitgevoerd.
2. Inventarisaties
De inventarisaties zijn allen uitgevoerd in de periode 2000-2002. In 2000 heeft de IVN-werkgroep Maas & Niers een planteninventarisatie gedaan in het oostelijk tussengebied. In 2001 en 2002 is een aanvullende planteninventarisatie gedaan door dhr. Van der Ent. Deze inventarisatie strekte zich uit over het gehele tussengebied waarbij ook grasachtigen, struiken en bomen zijn meegenomen. In 2001 en 2002 zijn inventarisaties van paddestoelen, dagvlinders, zweefvliegen, libellen en ook andere diergroepen door dhr. Van der Ent uitgevoerd waarbij mevr. Baar heeft geholpen met de paddestoelen. Deze natuurwaarden worden aangevuld met gegevens uit de rapporten “Landschapsecologische visie Molenhoek” en “Het landelijk gebied tussen Malden en Molenhoek als ecologische corridor voor fauna“. De gegevens uit deze rapporten zijn echter grotendeels verzameld voor 2000.
3.Rode lijst soorten
Uit de inventarisaties blijkt dat in het tussengebied tal van Rode Lijst soorten voorkomen: tien soorten planten, drie soorten paddestoelen, drie tot zes soorten vogels, een soorten zoogdieren, een tot drie soorten reptielen, een soort amfibie, twee tot drie soorten dagvlinders en twee soorten libellen. Rode Lijst soorten worden in Nederland bedreigd door biotoopverlies en zijn daardoor in de afgelopen decennia een stuk zeldzamer geworden. Oorzaken voor deze achteruitgang zijn onder andere ontginning van natuurgebieden voor woningbouw en landbouw maar ook intensivering van de landbouw, industrie en verkeer wat heeft geleid tot verdroging, verzuring en vermesting van nabijgelegen natuurgebieden. Het behoud van Rode Lijst soorten heeft een hoge prioriteit gekregen binnen de Nederlandse natuurbescherming. Naast Rode Lijst soorten genieten 9 soorten planten en de meeste soorten zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën een wettelijke status als beschermde soort middels de Natuurbeschermingswet. Rode Lijst soorten worden met vet aangeduid en overige soorten met een wettelijke hetzij andere status worden onderstreept.
4. Bedreiging
Uit de inventarisaties blijkt dat de meeste actuele natuurwaarden in het oostelijk tussengebied aanwezig zijn en met name in de deelgebieden De Lier en Kleine Lier. Het overige tussengebied is grotendeels in gebruikt als landbouwgebied of heeft de bestemming industrie en overige bebouwing. Door intensivering van de landbouw zijn in de loop der tijd veel kenmerkende planten en dieren verdwenen of verdreven naar overhoekjes en wegbermen. Wel hebben landbouwgebieden, (volks) tuinen en bebouwing voor bepaalde dieren, waaronder Rode Lijst soorten, een functie als foerageergebied of als schuilgelegenheid en vormen ze daarmee een ecologisch geheel met de omringende meer extensief gebruikte natuurterreinen.
5. Planten tussengebied
In totaal zijn in het tussengebied in de periode 2000-2002 433 plantensoorten aangetroffen. Dit is ruim een kwart van de totale Nederlandse flora. In het oostelijke tussengebied komt in een zogenaamd kilometerhok (188-420) een kleine 300 soorten planten. Dit is voor Nederlandse begrippen een rijk plantenhok. Het aantal plantensoorten in het oostelijk en westelijk tussengebied ontlopen elkaar niet veel, namelijk 350 respectievelijk 339 plantensoorten. In het oostelijk tussengebied komen en aantal kenmerkende plantensoorten voor van droge zandgronden die in het westelijk tussengebied ontbreken. Voorbeelden hiervan zijn Struikhei, Zandblauwtje en Klein tasjeskruid. In het westelijk tussengebied komen en aantal kenmerkende plantensoorten voor van het rivierengebied die in het oostelijk tussengebied ontbreken. Voorbeelden hiervan zijn Kruisbladwalstro, Sikkelklaver en Goudhaver. Ongeveer 270 soorten planten komen zowel in het oostelijk als westelijk tussengebied voor. In totaal komen in het tussengebied tien Rode Lijst soorten van planten voor die in Nederland de afgelopen decennia in aantal en verspreiding achteruit zijn gegaan. Dit zijn Steenanjer, Kleine pimpernel, Wilde hokjespeul, Stinkende ballote, Akkerandoorn, Wilde tijm, Wilde marjolein, Veldsalie, Rapunzelklokje en Beemdkroon. De meeste Rode Lijst soorten zijn slechts op een vindplaats aangetroffen. Uitzondering hierop vormen Stinkende ballote, Akkerandoorn, Rapunzelklokje en Beemdkroon, maar ook deze soorten zijn op hooguit tien vindplaatsen per soort in het tussengebied aanwezig. Deze Rode Lijst soorten worden vooral bedreigd door intensivering van het grondgebruik waarbij zwaarder wordt bemest of gemaaid en overhoekjes verdwijnen.
Naast bovengenoemde plantensoorten komen in het oostelijk tussengebied een aantal bijzondere en regionaal kenmerkende plantensoorten voor waaronder Grijskruid, Wouw, Noordse, Vilt en Rechte ganzerik en Muurbloemmosterd. Verder zijn enkele aangetroffen plantensoorten zijn wettelijk beschemd. Dit zijn Steenanjer, Slanke sleutelbloem, Kleine maagdenpalm, Veldsalie, Grasklokje, Rapunzelklokje, Akkerklokje, Grote kaardebol en Gewone vogelmelk.
Klik hier voor een volledige plantenlijst.
6. Paddestoelen tussengebied
In het tussengebied zijn in de deelgebieden De Lier en Kleine Lier waarnemingen van paddestoelen verzameld in de periode 2000-2002. In totaal zijn hier 75 soorten paddestoelen aangetroffen waarvan drie soorten op de Rode Lijst van in Nederland bedreigde paddestoelen staan. Deze Rode Lijst soorten zijn Roze spijkerzwam, Bruine ringboleet en Oorlepelzwam. Het zijn allen soorten van relatief voedselarme zandgronden die in Nederland in aantal en verspreiding achteruit zijn gegaan door verzuring en vermesting. De Roze spijkerzwam is mede bijzonder omdat het mogelijk parasitair groeit op ondergrondse zwamdraden van een andere paddestoel, Koeieboleet. De Bruine ringboleet is een ectomycorrhizapaddestoel die in symbiose leeft met bomen, vaak Grove den. De Oorlepelzwam leeft op afgevallen dennekegels.
Klik hier voor een volledige paddestoelenlijst
7. Vogels tussengebied
Naar schatting hebben in 2001 en 2002 in het tussengebied een 50-tal soorten broedvogels gebroed. Een aantal soorten hiervan staan op de Rode lijst van bedreigde vogelsoorten in Nederland. Dit zijn Patrijs, Steenuil en Groene specht met een ieder hooguit één tot enkele broedparen. De Patrijs komt in het westelijk tussengebied voor. Het is een soort van open akker- en graslandgebieden die echter door het verdwijnen van overhoekjes en andere kruidenrijke vegetaties steeds schaarser in Nederland aan het worden is. De Steenuil broedt in het oostelijk tussengebied en mogelijk ook nog in het westelijk tussengebied. Steenuilen leven vooral in open gebieden met kleinschalige landschapselementen zoals hagen, hoogstamboomgaarden en knotwilgen. Door het verdwijnen van dergelijke landschapselementen in de vroeger in Nederland algemene Steenuil momenteel vrij schaars geworden. De Groene specht is met name in het oostelijk tussengebied een regelmatige verschijning. In de winter leeft de Groene Specht voornamelijk van mieren die in niet intensief begraasde terreinen van het kuilengebied algemeen voorkomen. Een vierde Rode lijst soort, Kerkuil is enkele malen in het Tussengebied waargenomen maar dit betreft waarschijnlijk een zwever. Recent zijn Rode Lijst soorten als Roodborsttapuit en Geelgors als broedvogel uit het tussengebied verdwenen. Deze soorten zijn mogelijk mede verdwenen door toegenomen recreatiedruk.
8. Zoogdieren tussengebied
In het tussengebied zijn recent 10 soorten zoogdieren met zekerheid vastgesteld. Dit betreft Egel, Mol, Das, Vos, Ree, Konijn, Haas en drie soorten vleermuizen (Gewone grootoorvleermuis, Laatvlieger en Gewone dwergvleermuis) in het Tussengebied. Spits, woel- en ware muizen en kleine marterachtigen zoals Wezel komen mogelijk in het tussengebied voor maar hiervan zijn vooralsnog geen waarnemingen bekend. Vooral het voorkomen van de in Nederland wettelijk beschermde Das is opmerkelijk. Midden in het oostelijk tussengebied komt een bewoonde dassenburcht voor met een aantal bijburchten. Deze dassen leven geïsoleerd van andere dassenpopulaties zoals die ten noorden van Heumen. Onbekend is hoeveel dassen in het tussengebied verblijven en of ze ook gebruik maken van geschikte graslandgebieden langs het Maas-Waal kanaal in het westelijk tussengebied.
9. Reptielen en amfibieën tussengebied
Van de reptielen is in de periode 2001-2002 alleen de Zandhagedis waargenomen. Net als de meeste in Nederland voorkomende reptielen is de Zandhagedis een Rode lijst soort. Met name door vergrassing en recreatiedruk is de Zandhagedis in Nederland schaarser geworden. De zeer kleine populatie in het tussengebied wordt in haar voortbestaan bedreigd door vergrassing en verbossing waardoor er geen open, zandige en op het zuiden geëxponeerde plekken zijn om eitjes te leggen. In het recente verleden is in het tussengebied ook incidenteel de Rode Lijst soorten Hazelworm en Gladde slang waargenomen. Amfibieën komen met name in het westelijk tussengebied voor omdat zich hier enkele vijvers bevinden waarin ze zich kunnen voortplanten. Welke soorten hier voorkomen is niet specifiek onderzocht maar Groene en waarschijnlijk ook Bruine kikker en Gewone pad komen voor en naar verluid ook Kleine watersalamander en de Rode Lijst soort Kamsalamander.
10. Dagvlinders tussengebied
In 2001 en 2002 zijn in het tussengebied in totaal 25 soorten dagvlinders waargenomen. De meeste soorten hiervan zijn aangetroffen in het kuilengebied en de overgang met het Maldens vlak. Twee soorten hiervan, Bruine eikenpage en Bruine blauwtje zijn als kwetsbaar aangeduid op de Rode Lijst van bedreigde dagvlinders in Nederland. Een derde Rode Lijst soort, Sleedoornpage, komt mogelijk ook nog in het tussengebied voor maar is in de periode 2001-2002 niet waargenomen. Een aantal aangetroffen dagvlinders is kenmerken voor bosranden zoals Gehakkelde aurelia, Bont zandoogje en Boomblauwtje. Ander soorten zoals Geel- en Zwartsprietdikkopje en Icarusblauwtje zijn juist kenmerkend zijn voor open terreinen zoals extensief gebruikte graslanden, ruigten en overhoekjes. Net als zweefvliegen leven dagvlinders met name van nectar van bloemen en is de aanwezigheid van bloemrijke terreinen van belang voor het voorkomen van dagvlinders. De meeste dagvlinders overwinteren als ei of rups in de vegetatie en maaien van alle vegetatie in een gebied heeft dus sterk negatief effect op het voorkomen van dagvlinders. Dit is een van de redenen waarom het zo slecht gaat met de dagvlinders in Nederland. Het feit dat in het kuilengebied meer dan 90% van alle in Nederland niet bedreigde dagvlindersoorten voorkomen zegt al genoeg over de belangrijkheid van dit gebied voor dagvlinders.
Klik hier voor de lijst met dagvlinders.
11. Zweefvliegen tussengebied
In het gehele tussengebied zijn in de periode 2001 en 2002 in totaal 85 soorten zweefvliegen aangetroffen. Met name in bloemrijke bermen en ruigten herbergen veel soorten zweefvliegen en in dit opzicht zijn zweefvliegen vergelijkbaar met dagvlinders. Een van de aangetroffen zweefvliegensoorten, Gele myolepta, is in Nederland zeer zeldzaam en alleen bekend een tiental vindplaatsen. De Gele myolepta werd in zowel 2001 als 2002 waargenomen op bloeiende Dolle kervel. In 2002 werd in het tussengebied ook de Golvende kommazwever aangetroffen welke in Nederland zeldzaam is. Daarnaast komen in het tussengebied 22 soorten zweefvliegen voor die in Nederland minder algemeen tot vrij zeldzaam zijn. De meeste aangetroffen zweefvliegen hebben larven die predators (rovers) zijn van onder andere blad- en schildluizen. Een klein aantal soorten zweefvliegen heeft larven die parasitair in merennesten leven. Deze zweefvliegen zijn als volwassen vlieg vaak zeer goede wesp- of hommelimitatoren zoals de Grote fopwesp en de Weidehommel-reus. Een beperkt aantal zweefvliegen, met name de gitjes hebben larven die in plantenstengels en ander organisch materiaal leven. Een opvallend voorbeeld hiervan die zowel in 2001 als 2002 in aantal in het tussengebied is waargenomen is het paddestoelen-gitje. De larven van deze soort leven in paddestoelen en de achteruitgang van paddestoelen in Nederland heeft ook geleid tot het zeldzamer worden van deze zweefvlieg.
Klik hier voor de lijst met zweefvliegen.
12. Libellen tussengebied
Libellenlarven leven aquatisch en hoewel in het tussengebied weinig open water voor handen is zijn in 2002 in het tussengebied 15 soorten libellen waargenomen. Van een aantal soorten libellen is in het tussengebied eiafzet waargenomen (o.a. Bruinrode heidelibel, Lantaarntje, Platbuik, Variabele waterjuffer, Vuurjuffer) maar veruit het grootse aantal in het tussengebied verblijvende libellen zijn zwervers die zich elders voortplanten. Twee in het tussengebied waargenomen libellensoorten, Beekrombout en Bruine winterjuffer, staan op de Rode Lijst van bedreigde libellen in Nederland. De waarneming van de Beekrombout betrof een zwervend mannetje in het voorjaar op de sportvelden. De Bruine winterjuffer komt in aantal voor op de overgang van het Maldens vlak naar de Kuil en lijkt hier een populatie te hebben. Winterjuffers zijn zeer aparte libellen omdat ze pas in de zomer uitkomen en dan overwinteren als volwassen libel en zich dan in het voorjaar voortplanten.
Klik hier voor de lijst met libellen.
13. Vogel-inventarisatie tussengebied 2008
Door Peter Egelmeers, Piet Smeets en Jan Smits en incidenteel door Annette Dunnewind en Marian Crombach zijn in 2008 inventarisatie uitgevoerd op:
28 april: 7.00 uur – 8.45 uur (regen); 5 mei: 7.00 uur – 11.15 uur; 13 mei: 6.00 uur – 10.30 uur en 22 mei: 6.00 uur – 10.30 uur. Door tijdgebrek kon er niet gedurende langere tijd geinventariseerd worden. Dat betekent dat als er meer inventarisatierondes waren geweest er meer broedvogels zouden zijn aangetroffen. Toch zou het jammer zijn om de verzamelde gegevens niet te publiceren; dat gebeurt daarom hieronder.
Bij het inventariseren en verwerken van de gegevens is de handleiding Broedvogel Monitoring Project SOVON gebruikt.
Het hele tussengebied – tegenwoordig Lierdal genoemd en ongeveer 150 ha groot aan beide zijden van de Rijksweg – is te groot om in een kéér te inventariseren. Daarom zijn alleen alle kuilen en taluds aan de oostkant van de Rijksweg geïnventariseerd en een klein stukje (naald)bos bij het gaspompstation in het uiterste noordoosten van het Lierdal. De aangrenzende bossen en overige landbouw- en andere gebieden zijn niet meegenomen.
Soortenlijst:
- Buizerd
- Pimpelmees
- Gaai
- Koolmees
- Vink
- Grote lijster
- Zanglijster
- Gekraagde roodstaart
- Grote bonte specht
- Houtduif
- Fitis
- Boomkruiper
- Huismus
- Zwartkop
- Winterkoning
- Groenling
- Fitis
- Merel
- Witte kwikstaart
- Ekster
- Staartmees
- Tuinfluiter
- Torenvalk
- Kleine bonte specht
- Tjiftjaf
- Zwarte kraai
- Groene specht
- Spreeuw
- Heggenmus
- Roodborst
Tijdens de inventarisatierondes werden ook een sperwer en een tweetal raven waargenomen. Verder op diverse plaatsen groepjes kauwen waargenomen.
De volgende vogels zijn waarschijnlijk ook broedvogels maar door het beperkte aantal inventarisatierondes onvoldoende waargenomen om aan de gestelde criteria als broedvogel te voldoen:
- Zwarte mees
- Zomertortel
- Kauw
- Ringmus
- Grasmus
- Wilde eend
- Spotvogel
- Holenduif
In het gebied hebben ook goudvinken gebroed. Ze zijn tijdens de inventarisatie-rondes niet waargenomen maar wel meerdere keren op andere tijden.
In 2009 heeft minstens één paartje roodborsttapuiten gebroed in het onderzochte gebied.
Omdat slechts een gedeelte van het tussengebied is geïnventariseerd betekent dat een aantal soorten niet op de lijst voorkomt maar er hoogstwaarschijnlijk wel broedt. Enkele soorten die vrijwel zeker in de niet onderzochte stukken voorkomen zijn zwarte roodstaart, zwarte mees, kuifmees, glanskop, goudhaantje, bonte vliegenvanger.