- Inleiding
- Historische ruimtelijke ontwikkeling vóór 1830
- Historische ruimtelijke ontwikkeling van de bebouwing
- Historische ruimtelijke ontwikkeling van het groen
- De cultuurhistorische waarden in het gebied
- Conclusies
1. Inleiding
Alvorens in te gaan op de cultuurhistorische waarden van het gebied, wordt hier eerst een overzicht gegeven van de historische ruimtelijke ontwikkeling van het gebied tussen Nijmegen en Mook. Zowel de ontwikkeling van het bouwen als de ontwikkeling van het groen in het gebied worden beschreven. Bos en Kuil wil hiermee laten zien dat de bouwontwikkelingen van de laatste decennia de cultuurhistorische ontwikkeling van de vele voorafgaande eeuwen in rap tempo verstoord. Er werd en wordt bij de ontwikkeling van nieuwe bouwlocaties nauwelijks of geen rekening gehouden met de oorspronkelijke cultuurhistorische structuur van verkaveling en boerderijbouw.
2. Historische ruimtelijke ontwikkeling vóór 1830
De eerste infrastructurele activiteiten in het gebied zijn terug te vinden in de vorm van een oude Germaanse weg die vanuit het zuiden richting Nijmegen liep. De weg liep al slingerend op ongeveer de plaats van de huidige Rijksweg. Sporen van bebouwing zijn er nauwelijks te vinden en het grootste deel van het gebied wordt door bos bedekt in die tijd.
Ten tijde van de Romeinen raakt de Germaanse weg in onbruik en wordt er door de Romeinen een nieuwe weg aangelegd van Cuijk naar Nijmegen. Deze weg steekt bij het reeds ontstane Mook, de Maas over en loopt van daaruit door het Heumensoord naar het Valkhof. In het midden van Heumensoord staat een Romeinse wachttoren die na een opgraving in de jaren negentig door markering ter plaatse nog zichtbaar is. Op de rand van het lager gelegen weidegebied in het westen (de huidige Teersche Sluispolder) en het hoger gelegen bosgebied ten oosten daarvan, vestigen zich een aantal boerenbedrijven. Vanuit deze boerderijen wordt het bos naar het oosten toe ontgonnen en in bouwland veranderd. Vanaf de Middeleeuwen wordt de Romeinse weg niet meer onderhouden en deze raakt voor het overgrote deel begroeid met heide, evenals de rest van het Heumensoord en het Maldensvlak. Vanaf Mook lopen een aantal wegen langs de bebouwing op de grens van hoog en laag gebied. Wanneer er in het midden van dit bebouwde lint een kerk wordt gebouwd, worden steeds vaker nieuwe boerderijen rondom deze kerk gebouwd en ontstaat de kern Malden. De gronden naar het oosten toe worden steeds verder ontgonnen, tot aan de stuwwallen toe. Wegens het ontbreken van een goede noord-zuid verbinding wordt de oude Rijksweg aangelegd ten oosten van de huidige Rijksweg. Deze weg loopt dus aan Malden voorbij en heeft geen invloed op de ontwikkeling van de dorpen Malden en Mook. Later wordt de nieuwe (huidige) Rijksweg aangelegd en deze komt wel door Malden zelf te lopen over het oude dorpsplein. Vanaf deze tijd worden er geen nieuwe ontginningen meer gedaan in het oosten, waar akkerbouw plaatsvindt. Ten westen van de Rijksweg liggen tussen de Hatertse Vennen en deze weg weilanden waar de boeren hun vee laten grazen.
3. Historische ruimtelijke ontwikkeling van de bebouwing
In 1830 bestaat het dorp Malden uit een aantal huizen rondom de kerk en een aantal woningen langs de Rijksweg in de richting van Mook tot aan De Hooven. Molenhoek is in 1830 nog niet onder deze naam bekend. In deze tijd worden de enkele woningen aldaar De Hooven genoemd. De dorpskern van Mook ligt tussen de Rijksweg en de Maas. De zuidgrens van de bebouwing wordt net als nu bepaald door de Cuijkse steeg en de noordgrens door de Maasdijk die overgaat in de Rijksweg. De bebouwing van Nijmegen beperkt zich in 1830 tot binnen de stadsmuren. Vanaf 1855 begint een duidelijke kern van Malden te ontstaan en neemt de bebouwing langs de Rijksweg richting Nijmegen licht toe. Tevens ontstaat het dorp Molenhoek. Deze kernen groeien licht tot in de jaren ’30. Mook groeit tot dan toe nauwelijks. Vanaf de jaren ’40 tot aan de jaren ’70 zullen de dorpen een gedaantewisseling ondergaan. Zo heeft Malden enkele kleinschalige nieuwbouwlocaties van ongeveer 10 hectare ontwikkeld aan weerszijden van de Rijksweg. Dit zijn de eerste aanzetten tot de grote uitbreidingen die het dorp gaat doormaken. Molenhoek groeit flink in de richting van het spoor en bereikt dezelfde omvang als Malden. Tussen Malden en Molenhoek staan veel huizen langs de weg, vergelijkbaar met een Belgisch lintdorp. Ook Mook groeit sterk en heeft zijn oppervlak verdrievoudigd aan de overzijde van de Rijksweg. De Cuijkse steeg en de Veldweg vormen de grenzen van deze uitbreiding. Tot aan de jaren ’70 realiseert Nijmegen een nieuwbouwwijk rondom het dorp Hatert. Vanaf de jaren ’70 groeit Nijmegen enorm. Nijmegen realiseert namelijk Dukenburg en LindenholtOok Malden bouwt flink aan de noordkant, vooral in het gebied ten westen van de Rijksweg en ten zuiden van de Heiweg. Ook aan de zuidzijde bouwt Malden ter hoogte van de Groesbeekse weg tot aan het bos. Ook Mook bouwt in deze periode tot aan het bos. Molenhoek realiseert een nieuwbouwlocatie ten zuidoosten van de Ringbaan. Hierdoor bestaat Molenhoek nu uit twee delen. Het oude deel bij de Rijksweg en de eerder genoemde nieuwbouwlocatie. Vanaf de jaren ’80 worden in het gebied de eerste industrieterreinen aangelegd. Deze industrieterreinen zijn gelegen langs het Maas-Waalkanaal en langs het spoor in Molenhoek. Tevens neemt de woningbouw in de jaren ’80 toe. Zo groeien de dorpen Malden en Molenhoek naar elkaar toe. Malden bouwt aan de zuidkant tot aan de Lierseweg, terwijl Molenhoek nabij de nieuwbouw verder uitbreidt in noordelijke richting. In de jaren ’90 neemt ook de bebouwing langs de Rijksweg tussen Malden en Molenhoek toe. Tevens wordt in Molenhoek, dat tot dan toe uit twee delen bestaat, een duidelijke kern zichtbaar. Molenhoek breidt ook uit aan de zuidzijde in de richting van Mook. Het gebied gelegen tussen de Rijksweg, Stationstraat en het spoor wordt volledig volgebouwd, ook met bedrijven. Malden realiseert in de jaren ’90 nog een nieuw bedrijventerrein, ten zuiden van de Jan J. Ludenlaan. Wanneer nu vanuit Nijmegen over de Rijksweg naar het zuiden gereden wordt, is er één bebouwd lint zichtbaar langs deze Rijksweg, tot aan Mook toe.
4. Historische ruimtelijke ontwikkeling van het groen
In 1830 zijn in het gebied nog veel natuurgebieden te onderscheiden. Zo is er een groot weidegebied ten westen van Malden, de Teersche Sluispolder genaamd. Aan de oostkant zijn verschillende heidegebieden gelegen, zoals het Heumensoord, de Heumenseschans en de Mookerschans. Tussen deze weide- en heidegebieden in ligt bouwland. De bouwlanden zijn in gebruik door de boeren die langs de Rijksweg wonen. Het gebied wordt echter vooral gekenmerkt door het grote stuwwallencomplex. Deze stuwwallen zijn sinds honderden jaren volledig bedekt met bos. In de tweede helft van de 19e eeuw wordt het Heumensoord ontgonnen. Zodoende herbergt het sindsdien productiebos. In de eerste helft van de 20e eeuw wordt het Maas-Waalkanaal aangelegd. Dit kanaal doorsnijdt dan het weidegebied van de T eersche Sluispolder. Ook worden de heidegebieden van de Mookerschans en het Maldensvlak ontgonnen en omgevormd tot productiebos. Zodoende herbergt het gebied maar weinig heidegebieden meer. In minder dan honderd jaar tijds zijn deze gebieden bijna alle ontgonnen en omgevormd tot productiebos. Andere ingrepen in de eerste helft van de 20e eeuw zijn het graven van de Mookerplas en de aanleg van een zweefvliegveld, gelegen in het Heumensoord. In de tweede helft van de 20e eeuw wordt een begin gemaakt met het afgraven van een deel van het Maldensvlak, waardoor de Kuil bij Molenhoek ontstaat. Kenmerkend voor deze periode is de versnippering van het landschap, door de grote uitbreidingen van woningen en industrieterreinen op de oorspronkelijke bouwlanden. Hierdoor zijn de overgangen tussen de verschillende natuurgebieden vrijwel verdwenen. Zodoende zijn in het gebied nog maar twee open gebieden te bespeuren, namelijk de Kuil – het afgegraven deel van het Maldensvlak – en het landbouwgebied westelijk van de Rijksweg. Tevens is het belangrijk om op te merken dat in de jaren ’80 ter hoogte van het gebied de A73 aangelegd wordt. Deze doorsnijdt wederom het weidegebied van de Teersche Sluispolder. Zodoende verdwijnt ook de natuurlijke overgang van de Teersche Sluispolder naar de Hatertse Vennen.
5. De cultuurhistorische waarden in het gebied
De cultuurhistorische waarden zijn weliswaar niet direct van betekenis voor het toekennen van de status Ecologische Verbindingszone (EVZ) aan het open gebied tussen Molenhoek en Malden, maar ze geven het gebied een waarde die van belang is bij de bescherming tegen woningbouw. Daarom inventariseren en bestuderen wij deze kwaliteiten van het gebied. De boerderijen die in het verleden in het gebied zijn gebouwd lagen voornamelijk op de grens van natte en droge gebieden op een lijn evenwijdig aan de Rijksweg aan de zuidkant van Malden. Ook enkele herenhuizen, zoals Bagijnenhof en Bergzicht zijn langs die lijn gebouwd. Bagijnenhof staat al op de kaart in de Limburgse Historische Atlas van 1850. Bergzicht staat als voormalige brouwerij op de kaart in de Historische Atlas rond 1916. Vanaf bovenstaande noordwest naar zuidoost lopende lijn zijn er wegen en kavelgrenzen ontstaan die van het lager gelegen gebied met natte kleigronden in noordoostelijke richting naar de hoger gelegen zand- en heidegronden liepen. Dit wegen- en padennet en de daarbij behorende verkaveling is nog op verschillende plaatsen in het tussengebied te herkennen en zal in het landschapsplan een belangrijke rol spelen. Het tussengebied is dus zoals hierboven al vermeld, oorspronkelijk cultuurland, bos en heide geweest. De heidevelden waren essentieel voor het verkrijgen van plaggen en strooisel voor de potstallen en voor de voedselvoorziening van de schaapskudden. Enkele van die voormalige potstallen hebben langs de Kuilseweg gelegen. Ze zijn daar te traceren als kuilen met omringende oudere boomresten. De stadsarchivaris van Nijmegen heeft sterke evidentie dat het tracé van de belangrijke Romeinse weg van Nijmegen via de wachtpost in Heumensoord naar Cuyk over de huidige Bosweg en Kuilseweg heeft gelopen. Er zijn in het tussengebied echter nog geen archeologisch-cultuurhistorische inventarisaties verricht. Het Limburgse deel van het tussengebied heeft in het Provinciaal Stimuleringsplan Natuur, Bos en Landschap de status gekregen van “kleinschalig cultuurlandschap, waarin behoud, herstel en uitbreiding van kleine landschapselementen centraal staat”. Bij deze beschrijving moet worden opgemerkt dat het rijksbeleid, meer dan tot nu toe, cultuurhistorische waarden en de versterking daarvan uitdrukkelijker in de ruimtelijke ordening tot uitdrukking wil laten komen. De rijksnota “Belvedère” gaat ook uit van deze doelstelling. Volgens deze nota zal ook strakker de hand worden gehouden aan de bescherming van de open ruimten en waardevolle landschappen.
6. Conclusies
Vergelijken wij de cultuurhistorische situatie van begin vorige eeuw met de huidige situatie dan valt onmiddellijk op dat veel van de voormalige cultuurhistorische waarden zijn verdwenen; opgeofferd aan de tomeloze bouwdrift van de twee gemeentebesturen. Ten dele valt die bouwzucht van de besturen te verklaren. Immers na de tweede wereldoorlog was er een grote woningnood en was de vanzelfsprekendheid waarmee die moest worden aangepakt geen enkel punt van discussie. Toen echter in de tachtiger jaren de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening was vastgesteld hadden de gemeentebesturen moeten beseffen dat daarmee aan de uitbreiding van hun dorpen grenzen waren gesteld. Immers volgens de Nota dienden in deze regio de grote woningbouwprojecten plaats te vinden in daarvoor aangewezen bouwlocaties tussen Arnhem en Nijmegen. In dorpen dienden slechts huizen en bedrijven voor de eigen bewoners en ondernemers gebouwd te worden. Vele besturen van kleinere gemeenten hebben echter de Vierde Nota aan hun laars gelapt en zijn voortvarend aan de slag gegaan om nieuwe woningbouwlocaties te ontwikkelen.
In de gemeente Mook en Middelaar lijkt momenteel het besef door te dringen dat aan grootschalige bouwprojecten een einde is gekomen en dat het resterende buitengebied beschermd moet worden tegen verdere bebouwing. Daarmee wordt nauw aangesloten op het provinciale beleid om Noord Limburg vooral tot toeristisch gebied te bestemmen waar natuurbehoud en natuurontwikkeling centraal staan.
In de gemeente Heumen wordt in hoog tempo het bestemmingsplan Hoogenhof gerealiseerd. In plaats van spreiding van de woningbouw in de Hoogenhof over een tiental en meer jaren wordt er nog steeds in hoog tempo gebouwd. Tegelijkertijd wordt (door een meerderheid van het gemeentebestuur) gestreefd naar voortgaande grootschalige woningbouw in het open gebied tussen Malden en Molenhoek, in het gebied ten zuiden en ten noorden van de Ludenlaan in de Teersche Sluispolder en op locaties buiten de kleine kernen van de gemeente. Dat daarmee in strijd met het Streekplan Gelderland wordt gehandeld neemt men op de koop toe. Inbreiding (bouwen binnen de bestaande woonkernen ) mag wel, maar uitbreiding heeft nog steeds de voorkeur. Kortom, aan de bouwwoede lijkt in Heumen geen einde te komen.
Bos en Kuil vindt dat het bestuur van Heumen maar eens snel moet omschakelen naar de uitvoering van haar eigen toekomstvisie: “Van Groei naar Bloei”. En gemeenteambtenaren die zich bezig houden met uitbreidingsprojecten moeten bliksemsnel worden omgeschoold tot experts in subsidieaanvragen bij de EU (o.a. voor natuurontwikkeling).