In september 2001 kwam het gemeentebestuur van Heumen op de proppen met een strategische visie “Van Groei naar Bloei”. Tussen de vele holle frasen die de nota kenmerkt staan enkele zinnen die duidelijk maken dat er in de toekomst nog nauwelijks gebouwd zal kunnen worden: “de echte groei is eruit”. Om verder te gaan met de constatering: “Bouwen voor lokale woonbehoefte wordt weliswaar nagestreefd, vooral in de kleine kernen, maar kent zijn beperkingen, gelet op het Rijks- en provinciaal beleid”. De nota is nauwelijks van de persen gerold of er komt een nieuwe nota uit waarin de grootschalige bouwprojecten breed uitgemeten worden: 1200 nieuwe woningen in de komende vijftien jaar te realiseren in uitbreidingslocaties zoals Teerse Sluispolder, noord- en westkant van het dorp Heumen, het open gebied tussen Malden en Molenhoek. De plannen worden na de verkiezingen met de komst van een nieuw college afgezwakt en voor het gebied tussen Malden en Molenhoek zelfs vier jaar in de ijskast gezet. De huidige wethouder van ruimtelijke ordening steekt intussen haar mening niet onder stoelen of banken: over vier jaar gaan we met voortvarendheid Malden verder volbouwen met huizen en bedrijven. Ook het open gebied tussen Malden en Molenhoek zal in haar opvatting bebouwd moeten worden. Rijks- en provinciaal ruimtelijk beleid wordt aan de laars gelapt en de verstening van Heumen zal een hoge vlucht nemen tot vreugde van de wethouder van ruimtelijke ordening en de projectontwikkelaars en tot verdriet van de bevolking die haar uitloopgebied teloor ziet gaan. Er mag geen plaats zijn voor een visie, met ruimte voor het woongenot in een landelijke omgeving, voor het milieu, voor de natuur. Voor kwaliteit versus kwantiteit
Deze aspecten kwamen scherp en duidelijk naar voren in een voordracht van de heer R. Delsing op de informatieavond van Bos en Kuil op 28 november 2000 in De Raaf:
VAN KWANTITEIT NAAR KWALITEIT
Drs. R. Delsing, stedebouwkundige
1. Algemeen
De afgelopen decennia heeft de Rijksoverheid voortdurend geprobeerd de ruimtelijke ordening in Nederland te sturen. Sinds de jaren 60 kennen wij de 1ste, 2e, 3e, 4e nota’s Ruimtelijke Ordening. Voor dit moment is de 4e nota, de Vinex, actueel. Aan deze Vinex, nota danken wij onder meer de zogenaamde Vinex-locaties. Hier wordt in aangewezen gebieden de woningbouwbehoefte voor Nederland gestuurd. Een van deze Vinex locatie is de Nijmeegse Waalsprong. In deze uitbreiding van Nijmegen ten noorden van de Waal wordt geprobeerd de ongebreidelde groei van de gemeenten rondom Nijmegen op te vangen en te reguleren.
Want het zijn met name de kleinere gemeenten geweest die voortdurend het rijksbeleid doorkruist hebben. De provincies maken Streekplannen. Deze Streekplannen volgen vaak de plannen van het Rijk. Streekplannen zijn voor de lagere overheden richtinggevend. Deze plannen zijn niet in staat geweest de uitbreidingsplannen van de lagere overheden te sturen. De gemeente Heumen bijvoorbeeld heeft het toegewezen aantal te bouwen woningen tot 2007 inmiddels al gerealiseerd.
Op dit moment staat de 5e Nota Ruimtelijke Ordening in de steigers. Ook in deze nota probeert de Rijksoverheid het ruimtelijke beleid voor ons land te sturen. Dit voornemen wordt in de 5e nota als onderstaand geformuleerd: Vanuit het oogpunt van behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit verdient het de voorkeur het proces van stedelijke netwerkvorming zodanig te sturen dat de verstedelijkte ruimte niet de vorm aanneemt van een uitdijende amorfe massa steen, maar van een aantal goed met elkaar verbonden maar toch duidelijk van elkaar onderscheidende stedelijke kernen, met open ruimten daarom heen en ertussen. Er blijft daarbij een variatie bestaan in woon- en werkmilieus en qua leefomgeving culturele uitstraling en recreatie mogelijkheden. Wellicht dat bovenstaande beleidsvoornemens de gemeenten Mook en Heumen aansporen tot enige haast om nu alvast claims te leggen op toekomstige uitbreidingsmogelijkheden en worden studies verricht en balletjes opgegooid welke er toe moeten leiden de groene ruimte tussen Malden en Molenhoek te bebouwen.
Hieronder zal ik aangeven waarom ik vind dat elke vorm van bebouwing in deze open ruimte een slechte zaak is.
2. Bestaande kwaliteiten
De open ruimte tussen Molenhoek en Malden fungeert als groene buffer tussen beide kernen. Daarnaast is zij een van de nog weinige gave onbebouwde open ruimten tussen de rivier in het westen en de stuwwal in het oosten. Zonder in te gaan op de specifiek landschappelijke en ecologische kwaliteiten van deze zone is zij in stedebouwkundig opzicht een belangrijke mentale scheiding tussen bovengenoemde kernen.
De open ruimte heeft ook nog een andere belangrijke functie voor de inwoners van de naburige kernen Molenhoek en Malden. Die kernen kenmerken zich door relatief weinig “intern” groen. Dit betekent dat de bewoners, willen zij een wandeling maken, aangewezen zijn op het groen aan de randen. Gelukkig is dit ruimschoots aanwezig en men kan binnen loopafstand profiteren van de aanwezige kwaliteiten. De vraag is of dit ook voor de bewoners van de wijk Hoogenhof geldt.
Op dit moment zijn de grenzen van Molenhoek en Malden duidelijk bepaald. Voor Molenhoek is dit de Ringbaan. In stedebouwkundige zin is dit een “harde”grens als overgang tussen bebouwing en landelijk gebied. In Malden is het de Lierseweg die als zandpad waaraan hofjes liggen als een “zachtere” overgang fungeert.
3. Mogelijke consequenties
Bovengenoemde begrenzingen hebben specifieke kwaliteiten met als belangrijk gegeven dat zij duidelijk bepaald zijn. Overschrijding van deze grenzen met bebouwing, hoe minimaal ook, geeft de mogelijkheid middels een “salami” tactiek te gaan groeien met als eindbeeld een woonkern van noord naar zuid die, ter vergelijking, overeen komt met bijvoorbeeld Dukenburg.
Deze, naar mijn mening, onaanvaardbare ontwikkelingen kunnen een grote druk leggen op de kwetsbare omgeving. Waar dit toe kan leiden moet op een willekeurige mooie zaterdag of zondag eens gaan kijken in de aan Dukenburg grenzende Hatertse vennen.
Men kan er niet omheen, Heumen, Groesbeek en Mook zijn forensen gemeenten waarvan de werkzaamheden van de beroepsbevolking zich afspelen in de wijde regio. De ontsluitingsstructuur voor de gemeente Mook en Heumen ligt vast. Door de aangrenzende natuurgebieden zijn er geen mogelijkheden voor uitbreiding van de het bestaande hoofd wegennet. Dit betekent dat bij elke vorm van uitbreiding het autoverkeer zich moet blijven afwikkelen op de bestaande infrastructuur. Dit geldt al voor de wijk Hoogenhof. De consequenties hiervan zijn nu reeds elke morgen en avond te zien op de Rijksweg en de daaraan aansluitende wegen tijdens de ochtend en avondspits. Ik durf te stellen dat elke woning die in beide kernen extra gebouwd wordt een verdere uitbreiding van deze files tot gevolg heeft.
4. Keuzes
Te lange tijd is het voor de gemeenten vanzelfsprekend geweest te kunnen uitbreiden. Groei was vanzelfsprekend. Het argument hiervoor was steeds het moeten voldoen aan de plaatselijke woningbehoefte. De tijd heeft geleerd dat deze behoefte behoorlijk elastisch is en ook niet terecht Een voorbeeld is het onlangs opgeleverde buurtje naast Van der Valk aan de Rijksweg. Van de 38 nieuwe woningen worden er slechts 7 bewoond door mensen die uit de gemeente Mook komen. Ik maak mij sterk dat een dergelijke vergelijking ook opgaat voor de wijk Hoogenhof.
Ik ben dan ook van mening dat er een omslag moet komen in het denken van de gemeenten. Een omslag van kwantiteit naar kwaliteit. In plaats van op elke mogelijke vrijkomende locatie meteen een plan voor woningbouw te maken, denk hierbij aan de ongebruikte school achter de kerk aan de Stationsstraat in Molenhoek, moeten de gemeenten een plan te maken waarin de aanwezige kwaliteiten op hun waarde geschat en waar mogelijk versterkt worden. De specifieke identiteit van de gemeente moet uitgangspunt zijn. Dit kan in de vorm van een Beeldkwaliteitplan dat van toepassing is op de bebouwde en onbebouwde omgeving. Een dergelijk door gemeenteraad en bewoners gedragen plan dient dan als toetsings- en beleids- kader voor de verdere ruimtelijke plannen van de gemeente.