Dezelfde vragen die in de Staten van Gelderland zijn gesteld kwamen ook in Limburg aan de orde. Paul Wessels uit Gennep, Statenlid voor D66 legde ze aan GS Limburg voor. De antwoorden staan hieronder. Ook het Limburgse provinciebestuur heeft geen geld voor een Ecologische Verbindingszone (EVZ) in het gebied tussen Molenhoek en Malden. GS Limburg vinden dat het gebied alleen lokaal van belang is en dat over de status ervan – binnen de beleidskaders van de provincie – lokaal beslist moet worden. Het Mookse gemeentebestuur staat positief tegenover (natuur)bescherming van het gebied en uitsluiting van verdere bebouwing. Met een herziening van het bestemmingsplan wil het bestuur dit binnen afzienbare tijd ook wettelijk vast te leggen. Hieronder volgt de letterlijke tekst van de brief van GS Limburg.
Provinciale Staten LIMBURG
Aan: De leden van Provinciale Staten van Limburg
Afdeling: RBC
Behandeld: H. van Steenwijk
Faxnummer: (043) 389 79 77
Doorkiesnummer: (043) 389 73 70
Ons kenmerk: 2003/14139
Uw kenmerk:
Bijlage(n): 1
Maastricht 1 april 2003
Onderwerp
Antwoord van Gedeputeerde Staten op schriftelijke vragen krachtens artikel 21 van het Reglement van Orde (oud) voor de vergaderingen van Provinciale Staten.
Van het lid: P.H.B. Wessels
Fractie: D66
Inzake: Ecologische verbindingszone Malden-Molenhoek
Vraag: 1. Bent u het met de D66-fractie eens dat hier sprake is van een zeer gedegen deskundig vooronderzoek van genoemde vereniging en dat de, op grond van meerdere rapporten en onderzoeken vastgestelde, natuurwaarden van bedoeld gebied inderdaad de status van Ecologische Verbindingszone rechtvaardigen?
Antwoord Er zijn verschillende gedegen studies verschenen die het plangebied beoordelen op het belang als ecologische verbindingszone. Te noemen zijn: “Het landelijk gebied tussen Malden en Molenhoek als ecologische corridor voor fauna” (Katholieke universiteit Nijmegen); “Natuurlijk Grenzeloos” (Katholieke universiteit Nijmegen in opdracht van de vereniging Bos en Kuil) ; “Herstel van de heide tussen Nijmegen en Mook” (Natuurbalans in opdracht van de provincie Gelderland, provincie Limburg en Natuurmonumenten) ; “Landschapsecologische visie Molenhoek” (Grontmij in opdracht van de gemeente Heumen en Mook & Middelaar).
Uit deze provinciegrensoverschrijdende onderzoeken concluderen wij dat delen van het plangebied voor verschillende soortgroepen waardevol zijn en dat het met name voor de das van belang is de ecologische verbinding richting het Maasdal/Maas-Waal kanaal te optimaliseren. De waarden als verbindingszone zijn echter vooral van een lokaal belang en niet dusdanig dat het gewenst is om deze zone de status als provinciale ecologische verbindingszone in de PES te geven. Wij zien dus geen reden om de afweging die plaatsgevonden heeft in het kader van het POL en waarbij de PES als uitwerking van de provinciegrensoverschrijdende EHS is vastgelegd hier te herzien.
Daarbij komt tevens dat het begrenzen van extra provinciale verbindingszones niet leidt tot de inzet van extra rijks- of provinciale middelen voor realisering van deze zones. Gezien de belangen van de bestaande verbindingszones en de reeds beperkte middelen hiervoor vinden wij dit ook niet wenselijk.
Vraag 2. Wat heeft uw college met de eerdere brief van Bos en Kuil d.d. 21 maart vorig jaar gedaan? Heeft u hierover overleg gevoerd met uw collega’s in Gelderland en Noord-¬Brabant? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat is op dit moment de stand van zaken?
Antwoord De betreffende brief is er een in een reeks van brieven die wij over dit onderwerp van de vereniging Bos en Kuil hebben ontvangen. Te noemen zijn:
- Brief als inspraak naar aanleiding van het ontwerp POL, voorjaar 2001;
- Brief naar aanleiding van het ontwerp stimuleringsplan Limburg Oost d.d. 3 september 2001;
- Brief aan GS en VCRG d.d. 21 maart 2002;
- Brief aan GS d.d. 10 november 2002 in het kader van de Flora en Faunawet;
- Brief aan GS d.d. 12 december 2002 met dezelfde strekking als brief 4;
- Brief aan GS d.d. 10 februari 2003.
De brieven 1, 2, 4, 5 zijn beantwoord aan de vereniging Bos en Kuil. De brieven van de vereniging en de aanvullende rapporten hebben zoals aangegeven in de antwoorden niet geleid tot nieuwe ecologische inzichten en een heroverweging van de status van het betreffende gebied. Vervolgacties hebben derhalve niet plaatsgevonden. Brief 4 (met dezelfde strekking als brief 1 en 2) van 21 maart 2002 is behandeld in de VCRG waarin aangegeven is dat de portefeuillehouder op verzoek van de commissie bereid is dit onderwerp met de portefeuillehouder in Gelderland te bespreken. Overleg tussen beide portefeuillehouders heeft plaatsgevonden in het kader van de verkenning naar de robuuste verbinding. Zie tevens het antwoord op vraag 6.
Beantwoording van brief 4 aan de verenging Bos en Kuil heeft per abuis niet plaatsgevonden. Naar aanleiding van hun recente brief van 10 februari 2003 zal de brief van 21 maart 2002 alsnog (gezamenlijk) beantwoord worden.
Vraag 3. Bent u met ons van mening dat belangrijke natuurwaarden niet het slachtoffer mogen worden van bestuurlijke grenzen en dat vanwege het toevallige feit dat de provinciegrens dwars door een open gebied van 150 ha loopt dit niet als een onbelangrijk restgebied mag worden bestempeld?
Antwoord Zie het antwoord op vraag 1. Het niet opnemen als provinciale verbindingszone betekent echter niet dat hier sprake is van een onbelangrijk restgebied. Bij eventuele ruimtelijke ontwikkelingen dienen de natuurwaarden in het kader van de bestemmingsplanprocedure meegewogen worden.
Vraag 4 Hebt u kennis genomen van het onderzoeksrapport “Natuurlijk Grenzeloos” van de Afdeling Planologie van de Universiteit van Nijmegen en het rapport van de Wetenschapswinkel Nijmegen (juli 2002) met de titel “Het landelijk gebied tussen Malden en Molenhoek als ecologische corridor voor fauna”? Zo ja, kunt u zich dan met ons vinden in de stelling dat dit gebied, gelegen tussen belangrijke natuurgebieden van de Ecologische Hoofdstructuur in de drie provincies Gelderland, Noord-Brabant en Limburg, de status van Ecologische Verbindingszone verdient, zodat ongewenste activiteiten juridisch worden voorkomen, zoals onlangs het desastreus ‘maaien’ van een waardevol gras-struikheidegebied en als we niet oppassen het binnenkort alsnog omploegen tot maïsveld, en daarmee gebieden met een hoogwaardige flora en fauna kunnen worden gespaard?
Antwoord Nee, zie het antwoord op vraag 1. De verantwoordelijkheid voor de planologische bescherming van natuurwaarden ligt hier in eerste instantie bij de gemeente. Dit geldt, gezien de lokale belangen, ook voor een initiatief tot herziening van het bestemmingsplan. Het gras-struikheidegebied betreft de voormalige zandafgraving Molenhoekse kuil. Dit gebied heeft op dit moment de bestemming ‘Agrarisch gebied Z’ zonder aanlegvergunningstelsel. Dit laat onverlet dat de dier- en plantensoorten die in de Flora- en faunawet worden beschermd niet mogen worden verstoord, gedood, verontrust of verwijderd. Het bevoegd gezag op het gebied van de bescherming van planten en dieren, anders dan met betrekking tot beheer en schadebestrijding, is het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Vraag 5. Bent u met ons van mening dat het niet acceptabel is dat een belangrijke Ecologische Verbindingszone verloren dreigt te gaan, vanwege het ontbreken van interprovinciaal en euregionaal voldoende op elkaar afgestemd natuurbeleid? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Antwoord Nee, zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 6. Ziet uw college in deze ook het belang van een samenwerking over de landsgrens met Duitsland? Onder andere een ecologische verknoping met het plan ‘Maaswoud’, waarbij wordt gepleit voor een grensoverschrijdende robuuste verbinding langs de Duitse grens, waarbij het noorden van Noord-Limburg en het zuiden van Gelderland ‘natuurlijk’ aansluiten op het Nederlands-Duitse Ketelwoud?
Antwoord Recent hebben wij op verzoek van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in overleg met een groot aantal belanghebbenden in de regio (waaronder in Duitsland) de verkenning naar de grensoverschrijdende robuuste verbinding Schinveld-Reichswald uitgevoerd. Dit plan, waar wij inzetten op de ontwikkeling van ruim 2000 hectaren extra natuur in Limburg past geheel in de uitgangspunten van het plan ‘Maaswoud’. De robuuste verbinding verbindt de Maasduinen oostelijk van Gennep om met het Reichswald. Van hieruit liggen er op Gelders grondgebied kansen om de zone via de Gelderse Poort te verbinden met de Veluwe. Het gebied tussen Molenhoek en Malden ligt op basis van ecologische motieven buiten deze zone.
Vraag 7. Is hier ook een taak weggelegd voor de Euregio Rijn-Waal? Dit laatste mede in verband met Europese subsidies.
Antwoord Naast het verkrijgen van rijksmiddelen voor de realisering van de robuuste verbinding zullen wij ons inspannen voor het verkrijgen van aanvullende Europese subsidies. De Euregio Rijn-Waal kan hier een faciliterende en stimulerende rol in vervullen (onder andere Interreg). Voor ecologische verbindingen van een lokaal niveau, zoals de zone tussen Molenhoek en Malden, is geen rol weggelegd voor de Euregio Rijn-Waal.
Vraag 8. Is en blijft uw college van mening dat het gebied tussen Molenhoek (Limburg) en Malden (Gelderland) ook in de toekomst NIET bebouwd mag worden? Kunt u zich vinden in de 17 argumenten die de Vereniging Bos en Kuil hiervoor aandraagt?
Antwoord In het POL is het Limburgse deel van het plangebied aangeduid als P3, ruimte voor veerkrachtige watersystemen’ en P4, vitaal landelijk gebied. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zullen wij op basis van het vigerend POL beleid een afweging maken. Zoals voorgenomen in het POL zal in het kader van het contourenbeleid ook voor Molenhoek afgewogen worden waar nog aanvullende mogelijkheden voor bebouwing zijn.
Initiatiefvoorstel
Ondergetekende stelt voor om binnenkort, in het duale provinciale tijdperk, met volksvertegenwoordigers (vakcommissies) uit de Staten van Limburg, Noord-Brabant en Gelderland op locatie een werkconferentie te beleggen, waarbij we onder andere de Vereniging Bos en Kuil alsmede de Euregio Rijn-Waal vragen ons te voorzien van alle verdere relevante informatie, met als doel: ‘interprovinciale en euregionale samenwerking, om te beginnen op het terrein van natuurbeleid ter voorkoming van verlies van natuurgebied en ter bevordering van interprovinciale en euregionale Ecologische verbindingszones, waarbij een gezamenlijk concrete aanpak de drijfveer is!’ Wil uw college in uw monistische nadagen hieromtrent waar mogelijk dit Initiatiefvoorstel ondersteunen en dit doorgeleiden naar uw collega’s in Gelderland en Noord-Brabant? Onze fractie zal dit uiteraard ook doen met de collega’s van Provinciale Staten in de genoemde provincies.
Antwoord Wij stellen dat wij op vele terreinen, waaronder het natuurbeleid, reeds volop interprovinciaal en euregionaal samenwerken. Concreet verwijzen wij naar de inspanningen die wij plegen zowel op ambtelijk als bestuurlijk niveau om invulling te geven aan de robuuste grensoverschrijdende verbinding Schinveld-Reichswald. Dit als een van de belangrijke opgaven van het POL. Op basis van het POL willen wij de krachten bundelen en prioriteit geven waar daadwerkelijk belangrijke provincieoverschrijdende natuurbelangen aan de orde zijn. Zoals aangegeven zijn de waarden tussen Molenhoek en Malden als verbindingszone vooral van een lokaal belang en is dit dus niet aan de orde. Ondersteuning is ons inziens derhalve niet wenselijk.
Gedeputeerde Staten van Limburg,
Voorzitter,
Secretaris