Beantwoording vragen GS Gelderland

Provinciale Staten GELDERLAND

Antwoord op vragen 2003/45

Arnhem, 6 maart 2003 nr. RE2003.16081

De leden van Provinciale Staten

Grensoverschrijdende ecologische verbindingszone(s), provinciaal en euregionaal op en over de (bestuurlijke) grenzen van Gelderland, Noord-Brabant, Limburg en Duitsland.

Ingevolge het bepaalde in artikel 30 van het Reglement van Orde van provinciale staten doe ik u hieronder het antwoord van Gedeputeerde Staten op de vragen van het statenlid Frits van der Schans toekomen.

Vraag 1 : Bent u het met de D66-fractie eens dat hier sprake is van een gedegen vooronderzoek van genoemde vereniging en dat de, op grond van meerdere rapporten en onderzoeken vastgestelde natuurwaarden van bedoeld gebied, inderdaad de status Ecologische Verbindingszone (EVZ) rechtvaardigen? Antwoord op vraag 1 : Ja, er is sprake van een gedegen vooronderzoek. Met betrekking tot uw verzoek om de EVZ-status lichten wij het provinciale EVZ-beleid in dit gebied kort toe. Na het uitkomen van het Nationaal Natuurbeleidsplan (1990) en het provinciaal Streekplan hebben wij in 2000 in de Gelderse natuurdoelenkaart de provinciale ecologische verbindingszones uitgewerkt, als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Deze verbindingszones zijn van nationaal en/of provinciaal belang voor de Nederlandse EHS. In het kader van het projekt Groene connecties werken wij samen met gemeenten, waterschappen en lokaal betrokken organisaties aan het realiseren van deze verbindingszones. De hiervoor beschikbare middelen zijn echter beperkt. Ter versterking van de EHS zijn in de rijksnota Natuur voor Mensen Mensen voor Natuur (2000) de robuuste verbindingen geïntroduceerd. Naast de verbindingen die van nationaal en/of provinciaal belang zijn kunnen ook op gemeentelijk niveau EVZ’s worden gerealiseerd. Het initiatief hiervoor ligt bij de gemeenten die hiervoor in een gemeentelijk landschapsontwikkelingsplan (LOP) prioriteiten kunnen aangeven. Voor het verbinden van Heumensoord via het Maas-Waal kanaal met de Overasseltse en Hatertse vennen en de Maas hebben wij gekozen voor twee verbindingszones ten noorden van Malden voor amfibieën en voor kleine en middelgrote zoogdieren. Gezien de aanwezige openheid en bos- en natuur zijn daar de beste mogelijkheden aanwezig voor het realiseren van een verbinding. Het ecologisch rendement van het beperkte budget voor verbindingszones is ten noorden van Malden groter dan ten zuiden van Malden. Het gebied tussen Malden en Molenhoek is te klein en bevat veel barrières. Dit neemt niet weg dat het gebied lokaal ecologisch waardevol kan zijn als gradiënt van de stuwwal en als gemeentelijke verbindingszone. In de uitwerking van ons natuurbeleid en de inzet van middelen ondersteunen wij deze waarden (zie antwoord vraag 2).

Vraag 2:
– Wat heeft uw college met de eerder verzonden brief van de Vereniging Bos en Kuil d.d. 21 maart gedaan ?
– Heeft u hierover overleg gevoerd met uw collega’s in Limburg en Noord-Brabant ?
– Zo neen, waarom niet ? Zo ja, wat is op dit moment de stand van zaken ?

Antwoord op vraag 2:
– Wij hebben de brief van 21 maart van de vereniging Bos en Kuil niet beantwoord. Wel hebben wij, ter voorbereiding van het gebiedsplan natuur en landschap rivierenland, in 2002 en 2003 met de heer Dr. H. Blaauw van de vereniging Bos en Kuil gesproken. Wij hebben het definitieve rapport van de wetenschapswinkel Nijmegen (Het landelijk gebied tussen Malden en Molenhoek als ecologische corridor voor fauna) in ontvangst genomen en aangegeven dat wij het rapport zullen gebruiken bij het opstellen van het gebiedsplan natuur en landschap rivierenland.
– Wij hebben over de brief van de vereniging Bos en Kuil geen overleg gevoerd met onze collega’s in Limburg en Noord-Brabant omdat wij voor de afstemming van het natuurbeleid voor het landelijk gebied tussen Malden en Molenhoek gebruik kunnen maken van het Natuurgebieds-, landschapsgebieds- en Beheersgebiedsplan Noord-limburg-Oost (december 2001) van de provincie Limburg. Afstemming met de provincie Noord-Brabant vindt plaats in het kader van het rivierenbeleid (Ruimte voor Rivier). Mede gezien ons antwoord op vraag 1 achten wij aanvullend afstemmingsoverleg met de provincies Limburg en Noord-Brabant over het landelijk gebied tussen Malden en Molenhoek niet nodig.
– In ons concept-gebiedsplan natuur en landschap rivierenland zetten we voor het landelijk gebied tussen Malden en Molenhoek in op deels natuurontwikkeling, deels agrarisch natuurbeheer en deels landschapsbeheer met als doel om het gebied aantrekkelijk te maken als leefgebied voor kleine en middelgrote zoogdieren zoals de vleermuis en de das. Hiermee sluiten we aan op de natuurdoelstellingen in het aangrenzende gebied in Limburg.

Vraag 3: Bent u met ons van mening dat belangrijke natuurwaarden niet het slachtoffer mogen worden van bestuurlijke grenzen en dat vanwege het toevallige feit dat provinciegrenzen dwars door een waardevol natuurgebied van 150 ha lopen dit niet als belangrijk restgebied mag worden bestempeld ?

Antwoord op vraag 3:
– Wij zijn het met u eens dat belangrijke natuurwaarden niet het slachtoffer mogen worden van bestuurlijke grenzen. Voor het ontwikkelen en uitvoeren van het Gelderse natuurbeleid hebben wij daarom overleg met Duitsland en met de naburige provincies Overijssel en Utrecht, Zuid-Holland, Flevoland, Brabant en Limburg. Vorig jaar hebben wij in nauwe samenwerking met buurprovincies verkenningen uitgevoerd naar robuuste verbindingen van de Veluwe naar Utrecht (heuvelrug) en Overijssel (Sallantse heuvelrug en Duitsland) en naar de Nieuwe Hollandse Waterlinie (Zuid-Holland, Utrecht, Brabant, Noord-Holland). Tevens vindt overleg plaats met provincie Limburg en andere betrokken partijen uit Limburg en Duitsland over het verbinden van natuurgebieden in het Nederlands grensgebied (Groene Band).
– Dat wij het landelijk gebied tussen Malden en Molenhoek niet als onbelangrijk restgebied bestempelen moge blijken uit ons antwoord op vraag 1 en 2.

De voorzitter van Provinciale Staten van Gelderland

J. Kamminga

Gerelateerde berichten: